Een hele eer om een voorwoord te mogen schrijven bij een boek over het postkapitalisme. Marx en Engels schreven nooit voorwoorden. Zij discussieerden met vriend en vijand tot ze er als het ware bij neervielen, tot het gaatje of tot iemand het opgaf.
Van de drie auteurs, Jo Versteijnen, Bram Snoek en Wouter Snip, heb ik met Bram Snoek en Jo Versteijnen al jarenlang een discussie over hoe het moet als het kapitalisme in elkaar stort. Daarin verschillen we omdat er tegenwoordig zoveel misverstanden tussen mensen bestaan. Ik denk zelfs dat er meer misverstanden bestaan tussen mensen - op het gebied van macroeconomische vraagstukken - dan in de tijd van Marx en Engels. Dat komt door de Koude Oorlog. Het was in de periode 1946 - 1991, maar ook in de periode 1918 tot 1940 een ramp voor progressieve mensen om eerlijk en openhartig te discussiëren over het kapitalisme. Laat staan over oplossingen als het kapitalisme als systeem zou vallen. Na het vallen van de Sovjet Unie werd het - voor mij als communist - zelfs nog erger. Socialisten kregen geen kans; laat staan communisten. Versteijnen en Snoek, Jo en Bram, waren in het geheel niet zo. Vanaf deze plaats dien ik hen te prijzen voor hun geduld, hun eerlijkheid en oprechtheid in elke briefwisseling die we met elkaar hadden. Anderen wilden het denken over een periode na het kapitalisme - bijvoorbeeld het idee van het socialisme - onder de grond schoffelen. Zij niet.
Hun idee van persoonlijke budgetten in hun postkapitalistisch tijdperk, het postkapitalisme, werd in mails en op de website door ons drieën breed bediscussieerd. Vaak maanden lang. Alles werd er bij gesleept. Mijn idee van socialisme werd door hen tot op de kern gesloopt (maar niet volledig afgebroken). Daardoor werden de fundamenten van zowel het ene postkapitalistische systeem als het andere postkapitalistische systeem wel haarscherp. Soms praatten (mailden) we maanden niet meer met elkaar. Ik zal nooit het moment vergeten dat het kwartje bij mij viel aangaande hun systeem en dat bij Jo en Bram het kwartje viel aangaande mijn systeem. Dat ene gebeurde in een felle discussie over het beheer van spaargelden (door een overheid of private personen); het andere toen ik tenslotte pas begreep dat Bram en Jo, en ik mag aannemen ook Wouter, eigenlijk het ruilen wilden afschaffen. Het ruilen van goederen en diensten gebeurt in het postkapitalisme niet ter plekke bij een akkoord van een transactie, maar doordat er afschrijving plaatsvindt bij de een en geen bijschrijving plaatsvindt bij de ander in zijn persoonlijk budget. Dat had ik nooit zo begrepen. Ik kwam daar heel laat achter. Stom. Is de schrijver dan onduidelijk geweest of heeft de lezer per ongeluk een passage, een woord of een zin over het hoofd gezien? Misconcepties en misverstanden zijn de ziekten van deze tijd. Komt het omdat iedereen op jacht is naar de ultieme oplossing en niet meer goed leest wat een ander al heeft geschreven of is het iets van informatie overload? Ik denk dat laatste. Er wordt ook zo verschrikkelijk veel onzin geschreven en filosofische onzin uit het verleden wordt ook nog eens fijntjes heruitgegeven. Terwijl de crisis verder woedt. Mensen zijn ziende blind. Intellectuelen ook.
Ik hoop dat dit boek goed gelezen wordt. Hun analyse van - bijvoorbeeld - de sociaaldemocratie is meer dan nuttig en de moeite van het lezen en overdenken waard. Ik hoop dat er veel commentaar komt op alles wat ze bespreken. Bijvoorbeeld hun opvattingen over groeidwang. Is die wel rechtevenredig met de toegenomen schuldenlast? Ik zelf denk van niet. Is het woord duidelijk voor iedereen? Het zijn twee aparte mechanismes. Een op kapitalisme gestoeld bedrijf moet groeien op straffe van ondergang. Dat klopt. Zelfs ondernemers willen daar vanaf. Zien het met lede ogen aan. Maar een ander verhaal is - bijvoorbeeld - Afrika. Daar moet groei nog plaatsvinden. Ook elders in de wereld moet er nog veel worden gemaakt en gebouwd. Meerwaarde kan ook netjes worden afgeroomd; door progressieve overheden.
Als afromen gebeurt door private partijen (particuliere aandeelhouders), die alles waar de werkende klasse, landen of volkeren voor gearbeid hebben, alles zo maar toeeigenen, moet iemand
daar wat tegen doen. Het imperialisme (als hoogste stadium van het kapitalisme) moet gestopt worden. Neokolonialisme, en vooral de nieuwe vormen daarvan ook. Als private partijen en particuliere aandeelhouders landen, staten en regeringen dwingen om neoliberalisme door te voeren, moet iemand of iets dat stoppen. Het Rijnlandmodel, het postkapitalisme, de sociaaldemocratische oplossingen of het echte socialisme? Aan de lezer de vraag.
Dit boek geeft een interessante bijdrage aan de discussie die elke progressief hoort te voeren. Wat na het kapitalisme? Liefst in het openbaar en met zo veel mogelijk deelnemers.
Het was een voorrecht het voorwoord in dit boek te mogen schrijven.
Rik Min (1946, Bergen NH)
Enschede, 30 september 2011