In een socialistische maatschappij is het financieringskapitaal in handen van de overheid. Deze enorme kapitaal-berg is de som van alle spaargelden van al de inwoners van een socialistisch land. De overheid en het parlement bepaalt in een socialistisch land democratisch waar, waarin en hoe dit kapitaal geinvesteerd wordt. Sommigen noemen socialistische maatschappijen daarom wel staatskapitalisme. De spaarders krijgen in een socialistisch land in ruil hiervoor ten alle tijden ongeveer 2 tot 5 procent rente per jaar. Dat is gemiddeld hoger dan de bevolking in de kapitalistische landen gemiddeld van hun spaargeld en hun beleggingen krijgen; vooral als je beseft dat er in een socialistisch land geen inflatie of geldontwaardig is.
Een socialistische maatschappij kent alleen maar politieke partijen die beloofd hebben het kapitalisme nooit meer te zullen invoeren. Meestal zijn dat dus communistische partijen. Maar dat hoeft niet. Aangezien niet-werkende mensen in een socialistische maatschappij niet bestaan, moet men beseffen dat er in een socialistisch land alleen nog maar een werkende klasse is. Die werkende klasse ziet haar belangen meestal uitstekend georganiseerd in een communistisch partij. Soms is er in een socialistisch land ook nog wel eens een partij voor boeren. Zo had je in de DDR vier politieke partijen, bijvoorbeeld ook een christelijke partij en een partij voor de belangen van boeren. Maar meestal is er een politieke partij; een partij waarin democratisch wordt besloten wat het beste koers is van een land en wat het beste is voor de werkende bevolking.
Deze korte, heldere omschrijving van de meest belangrijkste en meest fundamenteelste kenmerken van een socialistsche maatschappij is voordelig voor iedereen; ook voor directeuren, managers, partijbonzen en andere middenklasse-figuren.
Socialisme is dus geen dictatuur zoals men in media binnen kapitalistische landen veel hoort, maar democratie. Er is zelfs meer democratie dan in kapitalistische landen: immers het kapitaal is ook gedemocratiseerd.
Wel zal deze socialistische staat zal verdedigd moeten worden. Dat kost een socialistisch land helaas veel geld. Communistische partijen weten dat als geen ander. Een socialistisch land moet zich ten allen tijden verdedigen tegen aanvallen van kapialistisch staten of van het internationale bezittende klasse. De bezittende klasse, die haar gemeenschappelijke leiding in handen van een rechtse kliek Amerikanen heeft gelegd, is - als men goed kijkt en telt - onmetelijk rijk is, ongelooflijk machtig, uit de aard der zaak anti-communistisch en bij tijd en wijle onvoorstelbaar openlijk agressief aangaande de socialistische landen. Veel communisten, socialisten en progressieve mensen hebben deze - 'natuurlijke' en 'logisch' - drang van het kapitaal in de Koude Oorlog zwaar onderschat. Daarom heeft een socialistisch land altijd een leger - meestal een volksleger van bewapende burgers - en een goede democratische controle op alle ingaande, uitgaande en interne zaken. Dat leger heeft uiteraard een relevante bewapening afgestemd op de verdediging van haar grondgebied.
Soms ook - in noodgevallen - afgestemd op bijstand aan progressieve regeringen en bevrijdingsbewegingen: toendertijd wapens voor de wettig gekozen regering in Spanje (1936-1940); tienduizenden Cubaaanse militairen en duizenden artsen in Angola tegen het geinfiltreerde Zuid Afrikaanse leger (19xx-19xx) en voor bijstand van de Afgaanse regering (1979) . (Dat laatste bleek echter een vooropgezette valkuil van de USA en de CAI geweest te zijn.)
Een socialistisch land kan zich eenvoudigweg niet permiteren pacifistisch of naief op dit punt te zijn. De twintigste eeuw heeft vele gevallen van naiviteit gezien op dit punt: Allende, Nigaragua, Congo, MPLA, ANC, PLO, Croetsjov, Tito, Corbatsjov, etc.
Enschede, Rik Min, aug. 2003.