Universiteiten in vervalVan commercialisering, privatisering & derde geldstroom-onderzoek tot bijklussende hoogleraren 'in de baas zijn tijd' Door Rik Min, eerste versie 1995. Kleine aanpassingen 2021. Docenten aan de Erasmus universiteit in Rotterdam hebben de afgelopen jaren vergoedingen voor colleges en adviezen in eigen zak gestoken. De professoren klusten 'in de baas zijn tijd' veelvuldig bij aan de prestigeuze 'Rotterdam School of Managment'. Niet alleen in Rotterdam maar ook aan andere universiteiten zijn er dingen gaande die kritisch moeten worden bekeken op hun maatschappelijk nut om zo nodig teruggeschroefd te kunnen worden. Wim Kok sprak op een PvdA-meeting te Rotterdam van 'fraude en corruptie' en vond het gedrag van bijklussende hoogleraren een kwestie van 'vervagend normbesef'. aldus een bericht in het NRC/Handelsblad van 8 december 1995. In dezelfde week werd het bestuur van de faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) afgezet wegens wat werd genoemd 'verwaarlozing van bestuur'. Maar wat tegelijkertijd gebeurde was dat de faculteitsraad uit zijn functie werd gezet. Dat laatste is verregaand uniek en zal waarschijnlijk juridisch nog wel een staartje krijgen. De faculteitsraad is namelijk een gekozen orgaan. Daar kun je niet zomaar aan tornen. Het college van Bestuur (CvB) van de Erasmus Universiteit heeft blijkbaar in paniek --of in ieder geval in verwarring-- iets willen doen. Zij verwijt de faculteitsraad dat iemand uit hun midden de pers heeft ingelicht. Degene die de pers heeft ingelicht heeft een persoonlijke verantwoordelijkheid, en in het kader van academische vrijheid en democratische vrijheden in het algemeen mag men dit in Nederland niemand zomaar verbieden, laat staan dat men een groep mag straffen. De faculteitsraad de schuld in de schoenen schuiven is dan ook een teken dat men het ware probleem wil omzeilen. Het College van Bestuur van de EUR heeft als hoogste orgaan --en als zovelen tegenwoordig-- een grote angst voor het opzoeken van de openbaarheid. Een publieke discussie wil men liever niet voeren. Bijklussen van hoger personeel is voor veel betrokkenen, vooral voor niet-bijklussende collega's en de betrokken studenten een groot probleem. Er ontstaat hoe men het ook wendt of keert kwaliteitsverlies aangaande de primaire taken. Kwantitatief, doordat het aantal uren minimaal wordt gehouden en de aandacht voor het onderwijs te weinig wordt, en kwalitatief omdat de onderwijsvoorbereiding minder kan zijn.De betrokken hoogleraren brengen daar tegen in dat hun snabbels en hun ervaringen in het snabbel-circuit dat tekort compenseerd. De neven-effecten worden echter door het hedendaagse management van praktisch alle nederlandse universiteiten behoorlijk onderschat. Hoe is het begonnen Wat er bij de universiteiten de laatste tijd aan de hand is, is gestart bij de medische specialisten in academische ziekenhuizen. Een tiental jaren geleden kwam de zogenoemde Querido-regeling die bepaalde dat medische specialisten in academische ziekenhuizen mogen bij verdienen, want, zo luidde het devies, dan zouden we de beste specialisten voor de academische ziekenhuizen kunnen krijgen. Het kwam er spoedig op neer dat de top er een eigen patienten kring op na ging houden met de apparatuur, seceretariële en logistieke ondersteuning van de universiteit. Op die manier waren de kosten laag en de winsten hoog. De prijs voor de verrichting was dus feitelijk te hoog. Maar de verzekeringen verhaalden het gewoon op de premiebetaler. De winsten vloeide echter niet terug naar de universiteit. Een van de schrijnendste gevolgen hiervan was dat de sub-top --de assistenten-- 80 uur per week moesten draaien om de primaire taken van een vakgroep of een faculteit op peil te houden. De patient werd de dupe. Hoe kunnen overbelastte assistenten immers kwaliteit blijven leveren. Dat gaat vroeg of laat fout. De assistenten werd voorgehouden dat hij of zij deze positie later ook konden 'bereiken'. Een maatschappelijk effect was dat de verrichtingen onnodig duur werden. Er werd immers geld verdient met iets dat toch al betaald werd. De verzekeringen verhaalden de prijs op de premiebetaler en de premies werden op die manier onnodig hoog. Wellicht heeft dit fenomeen, van bijklussen in het het snabbelcircuit, 'in de baas zijn tijd' met 'de spullen van de baas', ervoor gezorgd dat de ziekenzorg nu zo duur is geworden. In de gewone, perifere ziekenhuizen is dit beter in de hand te houden. Zelf geld verdienen De teruggang van de economie en de terugtredende overheid hebben ervoor gezorgd dat de hoeveelheid geld dat in het wetenschappelijk onderwijs wordt gestoken gestaag minder wordt. De universiteiten trachten dit op te vangen met kostbare reklame-acties om meer studenten te trekken. Aangezien alle universiteiten dit tegelijkertijd doen, is het geld dat hieraan uitgegeven wordt feitelijk weggegooid. De vijver waarin men naar nieuwe studenten vist is immers niet groter geworden. Het aantal potentiele studenten is constant gebleven en neemt zelfs iets af. Een tweede belangrijke maatregel die men heeft genomen om de verminderde hoeveelheid geld trachten op te vangen, is proberen onderzoek van elders binnen te halen. Men noemt deze activiteiten contract onderzoek of derde-geld-stroom onderzoek. Het betreft meestal onderzoek voor bedrijven en soms is het onderwijs, bijvoorbeeld in de vorm van een cursus voor een 'School of Managment' of voor een 'Graduate School'. Momenteel lopen al deze nieuwe aktiviteiten dwars door de primaire taken van de universiteit --onderwijs en onderzoek-- heen. Het grootste probleem is dan ook de diverse geldstromen uit elkaar te houden. Het zicht op kosten en baten is zoek; controle is praktisch onmogelijk. De besturen zijn veelal belanghebbend, want ze willen graag interessant lijkende hoogleraren vasthouden. Men denkt dat dat toch studenten trekt. De gekozen, democratische organen staan voor het blok en zijn praktisch machteloos. Neveneffecten Prof. dr. E. Bomhoff heeft in de NRC van 1 dec. 1995. het bijklussen een 'publiek geheim' genoemd, het is 'leven en laten leven'. "Bijna iedereen op de economische faculteit heeft bijbanen", aldus Bomhoff. Toch is Bomhoff er geen tegenstander van. Iemand die er wel veel kritischer tegenover staat is de voorzitter van de studierichtingcommissie van de faculteit bedrijfskunde van Rotterdam. Deze onderwijsman noemde de wijze waarop compensatie geboden wordt voor het ontrekken van stafcapaciteit aan de faculteit volstrekt ondoorzichtig. Onder het kopje 'Uitholling drs.-opleiding' als gevolg van andere onderwijs-activiteiten wees hij erop dat nevenactiviteiten dreigden te devalueren tot een snabbelcircuit. Maar ieder die een beetje op de hoogte is van de dagelijkse gang van zaken aan de universiteit weet dat al deze 'ondernemende' activiteiten langzaam maar zeker aan de integriteit van het universitair onderwijs en de wetenschap vreet. Een deel van de staf mag dus in sommige universiteiten 20% van zijn tijd gebruiken om 'in de baas zijn tijd' nevenwerkzaamheden te verrichten. Bijna nooit krijgt de vakgroep daar een vergoeding voor. Dat is gebleken op de Erasmus Universiteit. De verdiensten gaan naar de prive rekening van de betrokken stafmedewerker. De overige vakgroepsleden moeten dus zorgen dat de primaire taken worden uitgevoerd. Als er al geld naar de vakgroep wordt over gemaakt is het nog maar de vraag wie dat compensatie geld krijgt. Er komt in ieder geval geen compensatie voor het wegvallen van de 20% aan mankracht. Een bijklussende hoogleraar parasiteert dus op zijn collega's die nog niet in het circuit zitten. De onvrede met dit systeem kan tot op heden in toom gehouden worden met het idee dit later ook te kunnen doen. Maar er ontstaat een steeds jachterigere sfeer en de kwaliteit van onderwijs en onderzoek staat dan ook zwaar onder druk. De studenten merken dit best wel. Maar als zij de kwaliteit van het onderwijs of de begeleiding bij scripties in de onderwijscommissies aankaarten, wordt er steevast als oplossing aangevoerd dat de onderwijsgevenden maar een kwaliteitsbevorderende cursus moeten volgen om hun onderwijs te stroomlijnen. Zo wordt de bal bij verkeerden gelegd. De echte oorzaak, namelijk dat de overblijvende docenten 20% meer taken te doen hebben, wordt daarbij niet serieus genomen. Tegenwoordig is het ook normaal om 'tweede fase'-studenten (d.w.z. 'assistenten in opleiding' of kortweg AIO-ers) minder en minder te gaan begeleiden. Deze AIO-ers worden dan verplicht cursussen te volgen, bijvoorbeeld 'summerschools'. Die cursussen moeten dan min of meer fors betaald worden door faculteiten en vakgroepen, die het al zo moeilijk hebben. De onkosten zijn de vergoedingen aan de bijklussende hoogleraren van andere universiteiten. Zo is het kringetje rond. Wetenschappelijke congressen worden tegenwoordig ook steeds duurder en duurder. Daar zit eenzelfde mechanisme achter. De sprekers vragen steeds meer en meer, omdat ze het als een leuke snabbel zien. Dat jaagt de entreeprijs van een congres meer en meer op. De meeste wetenschappelijke congressen die vroeger gratis toegankelijk waren zijn tegenwoordig praktisch niet meer te betalen. De universiteiten zijn door allerlei bezuinigingen in een kringloop terecht gekomen die uiteindelijk de belastingbetaler niet stimuleert om de universiteiten weer het geld te geven wat zij verdient. Al deze dingen hebben als eindeffect dat stafleden die hier niet mee meedoen steeds verder onder druk komen te staan en samen met de studenten de dupe zijn. De Twents-Rotterdamse uitvinding van de 'ondernemende universiteit' is verworden tot een door niemand gewilde universiteit van 'kleine ondernemertjes'. De universiteiten dienen zich te beraden op hun hoofdtaken. Dat zijn onderwijs en onderzoek en niet: geldverdienen. Dat moet je aan andere overlaten. Bijvoorbeeld aan je eigen afgestudeerde studenten, i.p.v. hen feitelijk het brood uit de mond te stoten. Enschede (rond 1995); een kleine update 2021 |